Nadat we gisteren Samoa verkend hebben, is het vandaag de beurt aan Amerikaans Samoa. Op het eerste zicht lijken de twee verdacht goed op elkaar: ook hier is het aan het gieten op het moment dat we de haven binnenvaren, en ook nu weer heeft onze kapitein moeite om onze boot veilig te parkeren. Als we even later van boord mogen, is het gelukkig gestopt met regenen, en we zijn erg benieuwd om aan onze ontdekkingstocht te beginnen. Eigenlijk willen we net als gisteren een eilandrondrit maken, maar we hebben geen zin om te onderhandelen over de prijs van een privetaxi, of om een half uur te staan wachten tot een buschauffeur voldoende volk verzameld heeft om zijn minibusje te vullen. De ideale oplossing komt zomaar uit de lucht gevallen. We hebben een korte wandeling gemaakt naar een nabijgelegen strandje, en op de terugweg zien we een groepje van acht cruisepassagiers in een kleurrijk busje stappen. We herkennen een koppel uit Australie waar we al een paar keer mee gebabbeld hebben, en laten ons overhalen om mee te gaan. De chauffeur is zo blij dat hij onverwacht nog meer volk meekrijgt, dat Thomas en ik maar de helft moeten betalen van alle anderen. Kijk, dat vind ik nu eens een goeie deal. De busjes blijken hier bovendien een van de voornaamste toeristische attracties. De meeste busjes zijn auto’s waar een bak op gemonteerd werd, of omgebouwde oude Amerikaanse schoolbussen. Een dikke laag kleurrijke verf moet de grootste roestplekken verstoppen. De zitplaatsen zijn oncomfortabele houten bankjes zonder rugleuning, en beenruimte is een vorm van luxe waarmee ze op dit eiland nog niet vertrouwd zijn. Er zitten geen ramen of deuren in de bus, maar daardoor valt het minder op dat er ook geen airco is. Als het regent kan je een plastic plaat voor de grootste gaten monteren, in de hoop het water zo goed mogelijk buiten te houden. We stellen ons geen vragen bij de veiligheid van ons transport, en laten ons volledig onderdompelen in de lokale charme. Onze eerste twee stops zijn onmiddellijk ook de enige toeristische trekpleisters van het eiland: Flower pot island en de Vaitogi Cliffs. Bloempoteiland is een klein brokje rots vol groene planten dat een meter of 50 in het water ligt. Aan het kleine strand dat uitkijkt over dit mooie stukje kustlijn, steek ik voorzichtig mijn hand in het water. Thomas heeft vorig jaar al zijn voeten in de zee gestoken bij San Diego, maar voor mij is dit mijn allereerste kennismaking met de Pacific. De Vaitigo kliffen zijn een stuk minder hoog dan de naam doet vermoeden, maar het is leuk klauteren over de pikzwarte rotsen. We leren bij over de legende van de schildpad en de haai: ooit zijn hier twee mensen verdronken, en hun zielen blijven terugkeren naar deze plaats in de gedaante van een haai en een schildpad. Op een van de rotsen zit een groepje kinderen liedjes te kwelen om hen op te roepen. Het is duidelijk dat ze niet gekozen zijn op basis van hun zangtalenten, en mocht ik een schildpad of een haai zijn, zou ik waarschijnlijk een rustiger hoekje van het eiland opzoeken om te gaan zwemmen. Toch zien we op het einde van hun liedje een schildpad peddelen in de baai. Wij vermoeden dat dat eerder te maken heeft met het schildpaddenvoer dat de zangers voortdurend in het water werpen, dan met de muziek, maar we houden onze mond. Nu we de hoofdattracties gezien hebben, laat onze chauffeur ons ook de rest van het eiland zien. Hij toont ons de plaatselijke bank, de landingsstrook voor vliegtuigjes, de supermarkt, de tonijnfabriek en de Ford garage. Hij is bijzonder trots op het feit dat er op het eiland maar liefst twee McDonalds restaurants zijn. Het is duidelijk dat Amerikaans Samoa niet veel gebouwen van culturele of historische waarde heeft, maar dat wordt gecompenseerd door de buitengewone natuurpracht. Net als gisteren worden we verwend met groene heuvels, witte stranden, talloze palmbomen, felgekleurde tropische bloemen,... Ook dit eiland is nog volop aan het herstellen van een tsunami. Onze gids vertelt over die dramatische dag, en hij toont ons verschillende ruines van huizen die volledig verwoest zijn door het water. De gebouwen zijn allemaal erg eenvoudig, en er zijn amper hotels of andere gebouwen die eruit zien alsof ze voorzien zijn van alle comfort. Volgens onze gids komen hier nochtans heel veel toeristen op bezoek, want er komen dikwijls grote cruiseboten langs. Een beetje doorvragen leert ons dat hij met “dikwijls” eens om de vier of vijf maand bedoelt. In de Caraiben zouden ze daarmee lachen, maar in deze streek zijn toeristen nog een zeldzaamheid. Dat merken we ook heel goed aan de reacties van de eilandbewoners. Ze zwaaien enthousiast naar alle toeristenbusjes die voorbijrijden, en geven ons het gevoel dat we hier echt welkom zijn. Hun enthousiasme werkt aanstekelijk, en vanuit onze raamloze bus zwaaien we terug naar iedereen die we zien. Na een uur of vier hebben we het volledige eiland doorkruist, en we zijn het er allemaal over eens dat we hier gerust een paar weken langer zouden kunnen blijven. Het lijkt mij geweldig om te gaan trekken door de groene heuvels, te nietsen in de schaduw van een palmboom of te zwemmen in het glasheldere water. Hier willen we graag nog eens terugkomen, en dan liefst voor de rest van de wereld dit ongerepte brokje Polynesie ook ontdekt. |
|||