Voor we terug in Southampton aankomen, moeten we eerst weer door de gevreesde Bay of Biscay. Op de heenreis heb ik twee dagen in bed liggen afzien terwijl de zee onze boot genadeloos heen en weer slingerde. Na meer dan 90 dagen op zee voel ik me een stuk zelfzekerder. Ik ben er van overtuigd dat ik mijn zeevrouwsbenen gevonden heb, en ben niet van plan om mijn dagelijkse routine te doorbreken voor een paar golfjes. Om kwart na negen sta ik paraat voor mijn dagelijkse portie Zumba, en zo lang ik zelf sta te springen valt me niet echt op hoe hard de boot aan het schommelen is. Tussen de Zumba en de Line Dancing ga ik twee minuten zitten, en dat blijkt voldoende om helemaal misselijk te worden. Ik doe toch een poging om mee te dansen, maar na een klein kwartiertje geef ik het op. Net als op de heenreis ga ik op bed liggen, doe ik alle lichten uit, en stuur ik Thomas om de zes uur naar het restaurant om een witte boterham. Dit is niet echt hoe ik mij de laatste dagen van onze wereldreis had voorgesteld. Gelukkig gaat de storm vroeger dan verwacht liggen, en op de laatste namiddag aan boord voel ik mij fit genoeg om nog een laatste keer rond de wandelen op de boot. We wandelen langs alle bars, nemen afscheid van onze favoriete obers, van onze medepassagiers, en van het schip zelf. Het laatste diner voelt heel onwennig. We hebben de hele reis dezelfde tafelgenoten gehad, en vanavond zien we elkaar waarschijnlijk voor het laatst. We hebben samen goed gelachen de afgelopen drie maanden, en ergens verwachten we dat ze morgen gewoon onze living zullen komen binnengewandeld als het tijd is om te dineren. Toch is er niemand die ik meer zal missen dan onze twee obers: Mario en Rupesh. Vanavond bewijzen ze nog een laatste keer hoe goed ze zijn. Ze weten allebei dat ik deze reis de Indische keuken ontdekt heb, en dat ik elke middag in het hoofdrestaurant de curry kies. Omdat Mario mij vanmiddag niet gezien heeft, ging hij er terecht van uit dat ik ziek in bed lag, en heeft hij voor mij een portie opzij gezet. Tenminste, dat beweert hij. Even later krijg ik een stomend bord versgemaakte kip tandoori, en blijkt dat hij de kok heeft overtuigd om een verse portie curry voor mij klaar te maken. Wat een service! Dank je wel, Mario en Rupesh. Na het diner is het de hoogste tijd om onze valiezen te gaan afwerken en op de gang te zetten. Na drie maanden in onze kajuit voelt het niet meer als inpakken na een reis, maar als verhuizen. In de loop van de reis hebben we onze muren volgeplakt met leuke herinneringen, en nu ziet ons kamertje er plots weer leeg uit. We slapen nog een laatste keer in ons gezellige nestje, en worden een paar uur later wakker in het grijze Southampton. Omdat we nog niet onmiddellijk van boord mogen, gaan we nog een laatste keer naar de Crow’s Nest. Daar komen we Geoff en Simone tegen, een jong Amerikaans-Zwitsers koppel dat deze reis gebruikt om te verhuizen van Singapore naar Europa. Zij zijn er niet in geslaagd om al hun spullen in de valiezen te krijgen, en vragen of we geinteresseerd zijn in hun “overschotjes”: een fles champagne, een paar flessen wijn en een fles gin. Wij hebben ook geen plaats meer in onze tassen, maar we beslissen met zijn allen om het wachten iets aangenamer te laten verlopen, en nemen er een fles champagne bij. Thomas en ik hebben vandaag namelijk een goede reden om te feesten: exact vier jaar geleden hebben we elkaar een mooie ring gegeven om aan iedereen te laten zien dat wij samenhoren. Net op het moment dat onze fles leeg is, is het tijd om af te stappen. Aan de terminal worden we opgewacht door good old Tim en Akke die speciaal voor ons (en voor ons bier natuurlijk) helemaal naar Southampton gekomen zijn om ons op te pikken. Ik heb medelijden met hen. Na drie en een halve maand op de boot krijgen we eindelijk nog eens iemand te zien die NIET op wereldreis is, en die we dus kunnen vervelen met onze verhalen. Akke en Tim: sorry voor de eindeloze monoloog die jullie hebben moeten ondergaan, en nog eens merci om ons te komen halen. De rit naar huis voelt als een excursie: we rijden aan een gezapig tempo door het Engelse platteland, gaan op het gemak lunchen in Canterbury en voegen nog een laatste vervoersmiddel toe aan onze lijst: de autotrein van Dover naar Calais. In Belgie komen we uiteraard in de file terecht, maar even later komt mijn kerktoren dan toch in zicht. In Tielt pak ik mijn ouders eens goed vast, en als ik in onze comfortabele zetels zit, komt het pijnlijke besef dat onze mooie reis nu echt wel afgelopen is. We hebben een briljante vakantie gehad, maar zitten nu wel met een gigantisch probleem. Hoe kunnen we dit ooit evenaren? |
|||