Zondagmorgen zijn we zo enthousiast om aan de lange rit van Salt Lake City naar Grand Teton National Park te beginnen, dat we bijna vergeten om uit te checken. We zijn de parking al aan het afrijden als Thomas opmerkt dat ik onze kamersleutel nog vast heb. Oeps! Na een uurtje doorrijden op de autosnelweg hebben we er genoeg van, en we kiezen voor de veel mooiere scenic byway 89. Deze weg kunnen we helemaal volgen tot in Yellowstone, dus mijn bijdrage als navigator is weer beperkt: “Over 85 mijl links meedraaien om op de 89 te blijven”. Dat geeft mij voldoende tijd om op het gemak rond te kijken, en het is puur genieten. We rijden een heel eind tussen de bergen met een kabbelend riviertje naast ons, en we voelen ons de koning te rijk. We picknicken boven op een berg met zicht op Bear Lake, een mooi meertje dat naar het schijnt vol tropische vissen zit. Na de lunch rijden we een nieuwe staat binnen: Idaho. Hier zijn we nog niet eerder geweest, en het doet mij eigenlijk een beetje aan West-Vlaanderen denken. Het staat hier vol maïs, en er zijn hier duidelijk meer koeien dan mensen. Het grootste verschil is dat er hier op zaterdagavond geen Chiro-fuiven zijn, maar “demolition derby’s” waarbij de stoere jongens uit het dorp elkaars auto zo snel mogelijk in de prak proberen te rijden. Ieder zijn goesting natuurlijk. De dorpjes die we passeren worden steeds kleiner, met als dieptepunt het gehuchtje Smoot waar volgens het bordje maar 100 mensen wonen. Telkens we een “dorpskern” naderen, wordt de snelheid op onze brede betonnen baan beperkt tot 25 mijl per uur, en dat is maar goed ook, want anders zit de kans er in dat je eens te lang knippert en dat je het dorpje voorbij bent zonder het te beseffen. Alle dorpjes zien er zowat hetzelfde uit: het mooiste en modernste gebouw is steevast de Mormoonse kerk, aan de overkant ligt het enige café, met daarnaast de general store die tegelijk dienst doet als postkantoor. Ten slotte heb je ook nog een schattig stadhuisje waar de bureaus van de sheriff en de burgemeester staan. De dichtstbijzijnde grootstad is op meer dan 2 uur rijden. Het zou toch niet echt iets voor mij zijn. Wanneer we Grand Teton beginnen te naderen, worden de bergen steeds hoger, en de hellingen steeds groener. Plots zien we een grote rookpluim van achter een heuvel komen, en wanneer we dichterbij komen, zien we ook vliegtuigen en helikopters rond de donkere wolken cirkelen. Het blijkt inderdaad om een grote bosbrand te gaan, en op een bepaald moment rijden we zelfs dicht genoeg om vlammen te zien. Als we even later in ons hotel aankomen, vragen we meer informatie. Volgens de receptioniste is de brand ondertussen onder controle, en is er geen enkel gevaar voor het hotel of voor Grand Teton. Zij lijkt helemaal niet onder de indruk van een beetje vuur. In dit stuk van de VS zijn bosbranden blijkbaar een jaarlijkse realiteit. Doordat we de hele dag goed hebben kunnen doorrijden, hebben we nu nog voldoende tijd voor een eerste kennismaking met Grand Teton National Park. De kortste weg van ons hotel naar het park is duidelijk een soort sluiproute: we moeten over een stuk onverharde weg, en het is hier zo bochtig en smal dat twee volwassen pick-up trucks elkaar niet kunnen kruisen. Dit stuk van het park wordt vooral bezocht door wildlife spotters, want het loopt hier naar het schijnt vol rendieren, elanden, beren, antilopen en coyotes. Ook wij krijgen hier onze eerste wilde dieren te zien: vlak naast de weg zien we op een moerassig stuk een familie eendjes zwemmen. We moeten klein beginnen, nietwaar. We moeten niet lang wachten op grotere dieren: aan de scenic overlook “Moose Habitat” zit er effectief een eland verstopt in de schaduw. Hij is op zijn gemak aan het knabbelen, en schudt af en toe eens verveeld met zijn hoofd om vliegen weg te jagen. Het is een behoorlijk indrukwekkend beest. In het visitor center van het park laten we ons even later een bus berenspray aansmeren. We zitten hier in berengebied en telkens je er op uit trekt, bestaat de kans dat je een beer tegenkomt. Weglopen van een beer is een slecht idee, want dan gedraag je je als zijn prooi en nodig je hem uit om de achtervolging in te zetten. Volgens de park rangers moet je gewoon blijven staan, en jezelf zo groot mogelijk maken. Ondertussen moet je de beer vol zelfvertrouwen toespreken: “Laat mij gerust, beer! Ik sta helemaal bovenaan de voedselketen! Ik ben het beste roofdier ter wereld!”. Als blijkt dat de beer geen Nederlands of Engels kan, is er nog altijd de universele taal van pepperspray. Als de beer de aanval toch inzet, kan je hem met een bus supersterke pepperspray op andere gedachten proberen te brengen. Wij hopen natuurlijk dat het zo ver niet zal komen, maar kopen voor de zekerheid toch maar een bus. In het bezoekerscentrum kijken we ook maar eens naar de weersvoorspellingen voor de komende dagen, en voor de komende dagen verwachten ze “sunny with a chance of smoke”. Zonnig maar rokerig dus, dat hebben we nog nooit eerder gehad. Vanuit de enorme ramen van het gloednieuwe hoofdkwartier van het park, hebben we al een heel mooi zicht op de Teton bergen. Jammer genoeg begint het al een beetje te schemeren, dus is het tijd voor ons om terug te keren naar het hotel. We hebben genoten van ons rustig rijdagje, en kunnen niet wachten om morgen onze wandelschoenen aan te trekken om de bergen te gaan verkennen. |
|||