In San Francisco hebben we afscheid genomen van 600 medereizigers en zijn er ongeveer evenveel nieuwtjes aan boord gestapt. Het is leuk om hen onwennig door de boot te zien schuifelen op zoek naar de fitness of de bibliotheek, terwijl wij ondertussen blindelings de weg kennen op onze Aurora. Het nadeel van de nieuwe lading passagiers is dat er de eerste 48 uur een strenger regime is op de boot, voor het geval een van de newbies een besmettelijke ziekte heeft meegebracht. Dat wil zeggen dat er geen zelfbediening is in het buffetrestaurant, dat de snackbar gesloten is, en dat er geen hapjes meer worden uitgedeeld in de verschillende bars. Daar tegenover staat dat we in deze tweede sector opnieuw worden uitgenodigd op een welkomstreceptie. Vorige keer stonden Thomas en ik helemaal alleen in een hoekje te nippen van onze champagne, maar nu zien we onmiddellijk onze tafelgenoten die teken doen dat er nog plaats is in hun hoekje. Bill en Julie, Paul en Elizabeth, en Alan en Sue zijn allemaal levensgenieters met een gezonde dosis humor, en hoewel ze allemaal bijna dubbel zo oud zijn als ik, kunnen we het best goed met elkaar vinden. Ik ga me bij de andere dames rond een tafeltje installeren om de laatste roddels uit te wisselen, terwijl de mannen allevier recht blijven staan. Ze hebben de ideale plek gevonden: ze staan in de doorgang waar het personeel voortdurend met volle plateaus voorbijwandelt en ze maken er een sport van om van iedere plateau minstens een glas te grissen om daarna op ons tafeltje te parkeren. Het duurt niet lang voor we te weinig tafel hebben. Of te veel drank. In San Francisco zijn we ook van kapitein gewisseld, en de nieuwe mag zich komen voorstellen tijdens de welkomstspeech. Het is duidelijk dat de man een roeping als stand-up comedian gemist heeft. Hij complimenteert alle dames met hun geweldige outfit, en hoopt dat we er van genieten, want als de koks hun werk een beetje goed doen zullen we volgende week al niet meer in dat kleedje passen. Hij vraagt of iemand al eerder in de Pacific geweest is, en is blij te zien dat verschillende mensen hun handen in de lucht steken. Hij is er nog nooit geweest, en kan wel wat hulp gebruiken om het juiste eiland te vinden, want van op de boot zien er allemaal hetzelfde uit. Hij waarschuwt ons ook dat we in Fiji niet moeten verschieten als we wakker worden en we zien de hele crew wegvaren van de boot in de reddingssloepen. Er is geen reden tot paniek, en we moeten niet van boord springen. Onze boot is gewoon te groot om in Fiji te dokken, dus dienen de reddingsboten als shuttledienst. De tijd vliegt voorbij en voor we het weten is het tijd om te gaan dineren. Ondertussen is er ongeveer 10 uur tijdsverschil met de UK, en dat wil zeggen dat het technisch gezien al de vijftigste verjaardag is van Elizabeth. Alan, de gentleman in het gezelschap glipt weg van de tafel, en iets later komt hij aangezet met alweer een volle fles wijn om te toasten op de jarige. Hij staat erop dat er gespeecht wordt, en vraagt aan Thomas om een paar woordjes in het Nederlands te zeggen. Ik zing ook nog een eigen interpretatie van “lang zal ze leven”, en iedereen lacht met ons grappige taaltje. Thomas en ik geven hen een kleine introductie in de wereld van de Vlaamse dialecten, en ik bewijs dat het wel degelijk mogelijk is om de woorden “ja” en “nee” volledig te vervoegen. Ondertussen heeft het personeel ook door dat er vanavond iets speciaals aan de hand is aan onze tafel, en het duurt niet lang voor ze allemaal rond de tafel staan voor het beschamende “Happy Birthday” moment. Elizabeth kruipt net niet onder de tafel. Onvermijdelijk komt de vraag wie de volgende aan onze tafel is die deze marteling zal moeten ondergaan. Ontkennen heeft geen zin. Nog een week of twee en dan moet ik 26 kaarsjes uitblazen. Bill heeft de hele avond niets gezegd, maar nu kan hij zich niet inhouden: “26? Ik heb schoenen die ouder zijn dan dat!” We hebben er alweer een geweldige avond opzitten, en het is super om te beseffen dat een normale reis er nu al lang op zit, terwijl we deze keer nog maar aan een vierde van de rit zitten. Ondertussen kennen onze obers ons beter dan goed voor ons is. Ze weten dat ik geen nee kan zeggen tegen chocolade, en dat het niet veel moeite kost om Thomas te overhalen om toch nog dat extra bolletje ijs op te eten. Ze weten wat we zullen bestellen nog voor we de kans krijgen om het te zeggen, en af en toe overhalen ze ons om toch iets anders te kiezen omdat ze denken dat we dat lekkerder zullen vinden. Thomas en ik hebben de afgelopen drie jaar op een tiental verschillende plekken gewoond, maar niets komt ook maar in de buurt van het comfort van ons huidige stulpje. |
|||