Na een bijzonder welkome rustdag in Southampton, kan ik de slaap maar niet vatten. Morgen vertrekken Thomas en ik op wereldcruise, en ik maak me zorgen. Wat als het niet beter wordt dan dit? Het gevoel van anticipatie, samen verlangend uitkijken naar een geweldige reis. Wat als die reis helemaal niet zo geweldig is? Stel dat de boot een vervallen sloep is, waar het eten niet te vreten is, en onze medepassagiers allemaal ontsnapt zijn uit de afdeling palliatieve zorgen? Wat als de boot voortdurend geteisterd wordt door het Norovirus, en we meer tijd moeten doorbrengen op het toilet dan op het zonnedek? Hoeveel tropische stormen zullen we moeten doorkruisen, en zal mijn maag daar wel tegen kunnen? Bovendien vind ik dat we het lot wel heel hard aan het tarten zijn door exact 100 jaar na de ramp met de Titanic 98 nachten op een grote boot te gaan doorbrengen. Gelukkig is het enthousiame van Thomas over onze grote reis aanstekelijk, en uiteindelijk kan ik dankzij hem rond een uur of 3 toch nog met een redelijk gerust gevoel in slaap vallen. Als we wakker zijn, houden we ons bezig op de kamer tot het tijd is om uit te checken. In de lobby van het hotel zit al een aantal mensen te wachten, die we de komende maanden waarschijnlijk nog zullen terugzien op onze boot. Allemaal hebben ze een berg valiezen bij, en een kleurrijk bandje rond al hun koffers dat het nummer van hun kajuit verraadt. Taxi’s rijden af en aan om iedereen op te pikken, en rond 1u is het aan ons om te vertrekken naar de haven. Aan de terminal aangekomen zien we dat we ons onmiddellijk kunnen onderdompelen in de Britse cultuur door te participeren met hun favoriete hobby: queueing. Net zoals mijn ouders vroeger in de file spelletjes bedachten om ons bezig te houden, hebben wij besloten om de tijd nuttig te besteden met een spannende zoektocht. We gaan op zoek naar mensen die jonger zijn dan wij. Na een paar minuten geven we het op. Op een paar kleine kinderen na, die hier enkel zijn om oma en opa uit te wuiven, is er niemand te bespeuren die er jonger uitziet dan wij. Toch zijn we niet de enigen binnen onze leeftijdscategorie: geregeld denken we enthousiast twintigers of jonge dertigers te spotten, maar die verdwijnen allemaal achter “crew only” deuren. Gelukkig wisten we op voorhand dat we een minderheid zouden vormen aan boord, en kijken we er allebei naar uit om drie en een halve maand heel veel tijd met zijn tweetjes door te brengen. Ons lange wachten wordt beloond wanneer we aan boord mogen. De Aurora is allesbehalve een vervallen sloep en ook onze kajuit is een aangename verrassing. Naar Bostonnormen is het een vrij ruime kamer met een handige indeling. We hebben een kamer in het midden van het schip, vlakbij een trap zonder dat we ook maar iets van lawaaihinder hebben. Nadat we al ons gerief hebben uitgepakt, en de veiligheidsoefening achter de rug hebben, is het bijna tijd om te vertrekken. Thomas en ik schenken onszelf een glas champagne uit, en zoeken een plaatsje op het bovendek. Op de kade staat het blaasorkest van Southampton voor ons te spelen. Van hoog op onze boot lijken het kleine speelgoedmannetjes, maar ze maken wel veel lawaai. We herkennen klassiekers als “Sjarel, ik heb uw gat gezien!” en “Zak eens lekker door”, en we schenken onze glaasjes nog eens vol terwijl we voorzichtig meezingen. Bij het wegvaren schakelt de band over een op het iets klassiekere “I am sailing”, en ondertussen worden we ook getrakteerd op een mooi vuurwerk. Thomas fluistert in mijn oor dat dit zijn mooiste verjaardagscadeau tot nu toe is. Op twee staat nog altijd het pizzasnijwieltje dat ik eens in de Match gekocht heb voor 2 EUR. En dan laten we de haven van Southampton voorzichtig achter ons. Terwijl de lichtjes van de stad steeds kleiner worden, bedenken Thomas en ik nog maar eens wat een gelukzakskes wij wel zijn. World, here we come! |
|||