Net als vorig semester volg ik ook nu weer een cursus Frans aan MIT. Dit jaar maak ik deel uit van een klasje van 8 dat onder leiding van een ontzettend enthousiaste professor Franse toneelstukken uit de 20e eeuw bestudeert. Op een koude maandagmorgen laat de prof weten dat hij zes studenten gelukkig kan maken: een van zijn andere klasgroepen gaat naar een voorstelling van Carmen door de Boston Lyric Opera en omdat zes studenten onverwacht afgehaakt hebben, komt hij in ons kleine klasje Sinterklaas spelen. Aangezien ik geen regulier student ben, kom ik meestal niet in aanmerking voor dit soort extraatjes, en ik ben dan ook blij verrast dat de prof mij een ticket toestopt. Ik neem het dankbaar aan, en wanneer de prof ziet hoe blij ik ermee ben, geeft hij me zowaar nog een tweede exemplaar. “Pour ton mari”. Ik heb zin om op mijn tafel te springen en een rondedansje te doen, maar ik houd het bij een nederige: “Wauw, merci beaucoup, Professeur!”. Na de les popel ik van ongeduld om Thomas uit te nodigen om samen met mij naar de opera te trekken. Zijn eerste reactie is –hou jullie vast, ik was er ook even niet goed van- “Maar ik heb niets om aan te doen!”. Het klopt dat we onze zondagse kleren allemaal in Belgie hebben achtergelaten, maar ik ben niet van plan om dat ons te laten tegenhouden. Zondag staat volledig in het teken van de opera. ’s Voormiddags google ik interessante weetjes over het bekendste werk van Bizet en de interpratie van de Boston Lyric Opera. Kwestie dat we ons gezelschap kunnen verbazen met enkele scherpzinnige opmerkingen over de mise-en-scène, de artistieke vrijheden die de regisseur zich gepermitteerd heeft of de tremolo’s van de mezzosopraan. Wanneer we voldoende weetjes verzameld hebben, beginnen we ons klaar te maken voor een namiddagje Cultuur met grote C. Thomas gaat op zoek naar de deftigste kleren die we nog in Boston hebben, hij blinkt zorgvuldig zijn schoenen op, neemt uitgebreid de tijd om zich te douchen en te scheren, en hij haalt zelfs even een borstel door zijn haar (een unicum, voor zover ik weet!). De kaartjesknippers kijken ons verbaasd aan wanneer blijkt dat ze ons niet naar het hoogste balkon moeten sturen, maar dat we ticketjes hebben om het spektakel van op de zesde rij te bekijken. Misschien ben ik dan toch een beetje underdressed... Again. Wanneer we onze stoel gevonden hebben, neem ik uitgebreid de tijd om de zaal te bewonderen: een sober maar stijlvol theater met witte balkonnetjes, felrode zetels en een gigantische kroonluchter. Niet slecht...Niet lang daarna gaat het licht uit, en krijgen we de gekende Prelude te horen. Ik kan een gigantische glimlach niet onderdrukken: we zitten zo dicht dat het voelt alsof we tussen de muzikanten zitten, en ik kan elk detail van de gelaatsuitdrukking van de acteurs zien. We krijgen een geweldige vertoning te zien: de zang en het acteerwerk zijn goed tot uitmuntend, en het orkest is fantatisch. Mijn enige bron van ergernis is het Amerikaanse accent van de meeste acteurs. Soms is het pijnlijk duidelijk dat ze geen snars begrijpen van wat ze aan het zeggen zijn, maar ik vergeef het hen omdat het soms voor grappige taferelen zorgt. Na de voorstelling trakteert de vakgroep ons nog op een etentje. Omdat we niet zouden vergeten dat we nog altijd in de VS zijn, wordt onze portie hoogstaande cultuur gevolgd door een diner in een smakeloos ingericht fast food restaurant: California Pizza Kitchen. Aangezien mijn klasgenootjes bijna allemaal direct naar huis moeten, komen Thomas en ik terecht in een gezelschap waar we zo goed als niemand kennen. Uiteindelijk brengen we de avond door in het aangename gezelschap van de Brusselse vakgroepvoorzitster uit een van mijn vorige blogjes. We wisselen bijna voortdurend tussen Frans (waarin Thomas zich niet echt op zijn gemak voelt), Nederlands (waarin de professor zich niet altijd even vlot kan uitdrukken) en Engels (dat voor ons alledrie een vreemde taal is). Uiteindelijk ziet de vakgroepsvoorzitster de voordelen in van onze geheime codetaal: we geven uitgebreid commentaar op de vreemde eetgewoontes van onze Amerikaanse tafelgenoten, zonder het risico te lopen dat iemand anders ons verstaat. Wij drieën zijn de enigen die na het eten met lege handen naar huis gaan: de anderen hebben allemaal de helft hun pizza laten inpakken in een doggie bag, om even later nog een groot stuk kaastaart te verorberen. Wanneer we klaar staan om naar huis te gaan, wil mijn professor Thomas nog even laten weten dat ik een goede studente ben, en dat mijn wekelijkse huiswerkjes steeds weer een plezier zijn om te lezen. Wat een perfecte namiddag: een brok cultuur, een portie vettig eten, en een ego-boost om het af te werken. MIT France est magnifique! |
|||