Net wanneer ik van plan ben om te gaan slapen komt Thomas onverwacht thuis. Ik ben aangenaam verrast om hem zo vroeg thuis te zien, want ik had hem zeker niet voor middernacht verwacht. Thomas ziet er doodmoe uit na drie dagen conferentie, maar hij is nog lang niet van plan om te gaan slapen: hij komt vlug even zijn rugzak droppen, om daarna naar het Social Event van de Student Council te vertrekken. Als hij ziet dat ik al thuis ben, krijgt hij een geniale inval: hij vraagt of ik zin heb om mee te gaan naar zijn feestje. Dilemma: ik had mij ingesteld op een zalig avondje nietsdoen, maar aangezien ik Thomas de laatste dagen amper gezien heb, wil ik niets liever dan een beetje tijd met met mijn man doorbrengen. Omdat ik Thomas nog altijd niets kan weigeren, trekken we even later samen de stad in, op weg naar Mosebacke Torg voor een avondje “netwerken”. Ik vrees dat ik me als enige filologe tussen een nest biotechnologen niet echt op mijn plaats zal voelen, maar ik waag me toch in het kamp van de vijand, en van zodra ik de locatie van het evenement zie, heb ik er geen spijt van dat ik meegekomen ben. Mosebacke Torg is een plein op een heuvel, en het terras biedt een geweldig uitzicht over Stockholm. Hoewel het hier nooit helemaal donker wordt, kunnen we toch genieten van een spectaculaire zonsondergang. Thomas en ik sluiten ons aan bij een groepje van drie: twee Australiërs en een Zwitser. In plaats van langdradige gesprekken over de structuur van genomen, voeren we een interessante discussie over de gelijkenissen tussen de verschillende Germaanse talen. We zijn het er allemaal over eens dat Zweeds toch maar een vreemde brabbeltaal is, en dat het sappige accent van onze Aussie-vrienden onweerstaanbaar is. In plaats van een onwelkome outsider voel ik me als een visje in het water. Daarna hebben we het over de troeven van de verschillende landen. Ik heb een serieus meningsverschil met de Zwitser over de kwaliteit van de chocolade in zijn thuisland, maar voor de discussie uit de hand kan lopen, word ik bijgestaan door de Australiërs die ook van mening zijn dat Belgische chocolade haar gelijke niet kent. Ze vermelden er ineens ook bij dat ons kleine landje geniale bieren heeft, en dat onze wafels ook de beste ter wereld zijn. Voor ik het goed en wel besef, word ik getroffen door een kleine aanval van heimwee: op een van de mooiste locaties in Stockholm, besef ik plots dat we het in België eigenlijk ook wel goed hebben. Daarna beginnen de Australiërs te vertellen over de troeven van hun land: giftige spinnen, slangen, krokodillen, haaien... Ze vertellen dat ze al van kleins af aan leren welke voorzorgsmaatregelen je moet nemen, en dat ze altijd op hun hoede zijn. Voor toeristen die voor het eerst in Australië komen, zijn vooral de "Drop Bears" erg gevaarlijk. In tegenstelling tot wat de Aussies je zullen proberen wijs te maken, zijn deze beestjes niet dodelijk, maar je kunt je wel onsterfelijk belachelijk maken als je hun raad opvolgt en tandpasta achter je oren smeert om je te beschermen tegen deze onbestaande diersoort. Ons groepje groeit: we krijgen gezelschap van een Bostonian, een Est en een Schot. Ik beleef het summum van taalkundig genot bij het vergelijken van de verschillende accenten van de native speakers. De Australiërs hebben zonder twijfel de mooiste variant, de Schot wordt eervol tweede, en –jammer maar helaas- het Bostoniaanse accent vind ik na vijf maanden nog altijd even verschrikkelijk. Van mijn vermoeidheid van eerder op de avond is ondertussen niets meer te merken, en ik vind het dan ook erg jammer als Thomas zegt dat het tijd is om naar huis te gaan. Al bij al vallen die wetenschappers nog wel mee. |
|||