Vandaag worden we alweer vergast op een bezoeker uit het verre België. Yao-Cheng, collega van Thomas en gelegenheidsfotograaf op ons trouwfeest, moest voor zaken in Falmouth zijn een stadje op twee uur rijden van Boston. Zijn vlucht vertrekt uit Boston, maar voor hij naar de luchthaven moet heeft hij nog een paar uur tijd om samen met ons de stad in te trekken. Omdat we redelijk vroeg aan South Station verwacht worden om Yao-Cheng op te pikken, kan ik voor één keer niet uitslapen op zaterdag. Thomas probeert de pijn te verzachten door mij ontbijt op bed te serveren, en ik vind zijn poging tot ochtendhumeurbestrijding een onverdeeld succes. Ik ben nog niet helemaal wakker, maar toch al helder genoeg om te genieten van de lekkere wafeltjes en om te beseffen dat Thomas mij toch wel weer aan het verwennen is. Van zodra de laatste hap door mijn keel is, worden Thomas’ inspanningen om mij goedgezind uit bed te krijgen ongedaan gemaakt door het brandalarm. Ik zit nog halfverdwaasd in ons bed wanneer de sirene afgaat en het bericht door de gang galmt dat we het gebouw zo snel mogelijk moeten evacueren. Grmbl. Ik spring uit bed, en grabbel in het rond op zoek naar de eerste stukken textiel die ik tegenkom. Ik probeer me zo snel mogelijk om te kleden terwijl Thomas gauw alle belangrijke documenten bijeenvist. Daarna maant hij me aan om zo snel mogelijk schoenen aan te doen en naar beneden te lopen, maar ik spreek hem tegen met de gevleugelde woorden “maar ik moet mijn haar nog kammen”. Thomas vindt dat er iets mis is met mijn prioriteiten. Ik gebruik voor het eerst de trappen in ons gebouw, en strompel half aangekleed elf verdiepen naar beneden. Als we buiten zijn kan ik eindelijk mijn trui, jas en uurwerk aandoen, en mijn portefeuille en sleutels in mijn handtas steken. Zo’n brandalarm is zeker niet de meest aangename manier om mij uit mijn bed te zetten, maar ik moet wel toegeven dat het verdomd efficiënt is. Ik was nog nooit eerder zo snel beneden. Uiteraard was het vals alarm, en staat ons gebouw nog altijd recht. Dankzij het overenthousiasme van de brandweer van Cambridge kunnen Thomas en ik vroeger dan gepland richting South Station vertrekken. Stipt op het voorziene uur komt de bus uit Falmouth toe, maar van Yao-Cheng is geen spoor te bekennen. We hebben geen berichten ontvangen op onze gsm, en hebben er geen idee van waar hij kan zijn. We wandelen wat rond in de terminal, en uiteindelijk vinden we hem terug, verstopt op een bankje waar hij blijkbaar al een half uur zat te wachten. Hij heeft een goeie drie uur voor hij naar de luchthaven moet vertrekken, dus kunnen we hem onmogelijk de volledige “grand tour” geven. We doen hem een aantal voorstellen (Copley, Boston Common, Faneuil Hall, Harvard,... ), maar hij wil liefst van al zien waar Thomas nu eigenlijk zijn dagen slijt, en vraagt ons om hem de heilige grond van the Broad en MIT te laten zien. Het eerste wat we tegenkomen als we uit de metro stappen aan Kendall is de Coop, en omdat er geen tijd te verliezen is, gaat Yao-Cheng op MIT-gadgetjacht van voor hij ook maar iets van het eigenlijke MIT gezien heeft. Drie MIT-T-shirts later trekken we naar the Broad, waar sinds kort een doe-museum werd opgericht in de lobby, waar iedereen kennis kan maken met de wondere wereld van de biotechnologie. Ik ben vooral fan de coole smart-tables waar je “Minority Report”-gewijs op een gigantische touch-screen de wereld binnen handbereik hebt. Thomas troont Yao-Cheng mee naar zijn bureau, en in een uitzonderlijk vrijgevige bui schenkt hij hem zelfs zijn Broad-tas. Sinds vorige week heeft Thomas namelijk ontdekt dat die tassen er zijn voor de bezoekers, en dat hij maandag zonder problemen een nieuw exemplaar kan krijgen. Daarna trekken we naar MIT zelf. Het is ondertussen de derde rondleiding die we mogen geven in onze school, dus de verhaaltjes over de geschiedenis van de universiteit en de straffe stoten die ze hier al hebben uitgestoken rollen er ondertussen al behoorlijk vloeiend uit. Yao-Cheng is een erg dankbare luisteraar: hij luistert geïnteresseerd, lacht met de hacks, fotografeert er op los en bombardeert ons met vragen over MIT en Amerika in het algemeen. Als de rondleiding er op zit, hebben we nog net voldoende tijd om samen te lunchen. Terwijl de heren nog een beetje bio-informaticaans met elkaar praten –een taal die ik nog altijd niet helemaal snap- concentreer ik mij op mijn vettige hamburger. Een blik op de klok leert mij dat het stilaan tijd wordt om terug te keren naar South Station om Yao-Chengs bagage op te pikken. Daar wacht ons nog een leuke verrassing: Yao-Cheng heeft 10 zakken paprikanootjes bij voor ons. Meer is er nog altijd niet nodig om mijn man gelukkig te krijgen. Van zodra Yao Cheng veilig op de bus naar de luchthaven zit, haasten wij ons naar huis om een eerste zak van dat lekkers op te smikkelen. |
|||