Dinsdagmorgen zet ik Thomas weer braaf af aan de voordeur van the Broad, voor ik aan mijn eigen missie van de dag begin. Hoewel ik er eigenlijk tegenop zie, heb ik beslist om onze verroeste wok terug te brengen naar de winkel. Dat betekent dat ik voor het eerst in mijn jonge leventje helemaal alleen de metro neem, om daarna de lastige klant te gaan uithangen in een winkel waar ik nog maar drie keer geweest ben. Ik bereid me voor op smerige blikken en lastige vragen over hoe we erin geslaagd zijn een perfecte wokpan in zo’n korte tijd kapot te krijgen. Ik kruip onder de grond aan Kendall, en ik neem me onmiddellijk voor om nooit meer gebruik te maken van het openbaar vervoer rond 9u ’s morgens. Het is een ware hel om een (staan)plaatsje te veroveren op de metro, en het is zo mogelijk nog moeilijker om over te stappen op een andere lijn. In Park Street moet ik switchen van de Red Line naar de Green Line, maar aangezien iedereen net hier naar buiten lijkt te willen, moet ik tegen de stroom in zwemmen om op het juiste perron te geraken. Wanneer ik er uiteindelijk toch in slaag om de juiste metro te pakken te krijgen, stel ik tot mijn genoegen vast dat deze lijn een stuk kalmer is: er is zelfs een zitplaats vrij. En net wanneer ik denk dat het ergste nu achter de rug is, begint de invasie van het toestel. Wanneer we vertrekken zit de metro opnieuw stampvol, en plots word ik bedwelmd door een erg vieze geur: de man in de lange jas met de smerige valiezen die schuin voor mij zit ruikt alsof hij net in zijn broek gedaan heeft. Ik wil zo snel mogelijk ontsnappen aan deze stank, maar ik zit ingesloten: ik zit aan het venster, en mijn buurvrouw kan ook niet rechtstaan want het gangpad staat ook vol pendelaars. Ik doe mijn uiterste best om zo weinig mogelijk te ademen tijdens de rest van de rit, en van zodra de metro halt houdt in Copley sprint ik naar buiten en naar boven. Nog nooit eerder heb ik de koude buitenlucht zo geapprecieerd. Terwijl ik nageniet van mijn eerste hap stadslucht, kijk ik om me heen. Ik heb Boston nog nooit zo mooi gevonden als op dit eigenste moment: er hangt een vrolijk winters zonnetje boven de stad dat alles laat stralen, en het contrast met de donkere, grauwe metro kan niet groter zijn. Een Amerikaan wandelt mij neuriënd voorbij, en ik moet mij inhouden om niet mee te doen. Ik stap rustig verder tot aan de Shaws Supermarket. Voor ik naar de klantendienst ga, wil ik eerst nog eens de wokpan gaan bestuderen in de rekken, om te zien of er een gebruiksaanwijzing stond op het kartonnetje dat wij onmiddellijk na aankoop hebben weggesmeten. Inderdaad. Op de verpakking kan ik lezen dat wij onze wokpan schandalig mishandeld hebben, en dat het dus onze eigen schuld is dat ze helemaal kapot is. Omdat ik echter niet wil dat mijn metrorit helemaal voor niets geweest is, beslis ik om de pan toch eens te gaan tonen aan de klantendienst. Met de pan in de ene hand, en de rekening in de andere, sta ik te wachten aan de customer service. Wanneer het mijn beurt is, neemt de bediende beide zaken uit mijn handen. Zonder mij ook maar één vraag te stellen, betaalt ze mij de wok volledig terug. Ze geeft mij een blaadje waarop ze me vraagt om mijn naam te schrijven, en de reden waarom ik de pan terugbreng, en dat is dat. Terwijl ik mijn geld opberg, bemerk ik een bord met de “Refund Policy”, en daar leer ik dat ik zelfs zonder mijn rekening mijn geld had kunnen terugvragen. Ook wanneer de pan niet kapot was, en zelfs als ik ze in een andere winkel gekocht had. Vreemd. Omdat het zo’n schitterend weer is (en omdat ik wel even genoeg heb van de metro), beslis ik om terug naar huis te wandelen. Het is iets minder koud dan gisteren, maar na mijn tocht over de winderige Harvard Bridge met de bevroren Charles river onder mij, ben ik toch blij dat ik het laatste stukje met de Tech Shuttle kan doen. Een lekker warm busje, zonder incontinente zwervers. |
|||