4 juli 2009. Thomas en ik zijn nog maar net terug uit Stockholm, of het is al tijd voor ons volgende avontuur. Vandaag vieren de Amerikanen Independence Day, en wij willen ontdekken of de Amerikanen echt allemaal vlaggenzwaaiende patriotten zijn, of als we nog maar eens een cliché zullen kunnen ontkrachten. We hebben ons laten vertellen dat de Esplanade vandaag “the place to be” is: er wordt ons een spectaculair vuurwerk beloofd, enkele optredens, waanzinnig veel volk, en vooral heel veel ambiance. We zijn benieuwd. De eigenlijke festiviteiten beginnen pas in de vooravond, maar wij gaan ’s namiddags al eens langs om de sfeer op te snuiven. Rond drie uur ligt de Charles al vol plezierbootjes, en ook aan de Esplanade is het al drummen geblazen. De meesten hebben zich erg goed voorbereid op een dagje kamperen: er staan honderden tentjes, talloze mensen liggen te luieren op een groot zeil met een frigobox naast zich, en nog anderen hebben zich comfortabel geïnstalleerd op plooistoeltjes. Ik houd mijn fototoestel in de aanslag, klaar om alle Amerikaanse vlaggen die ik zie op beeld vast te leggen, maar ik heb al snel door dat dat een onmogelijke taak wordt: de Stars and Stripes zijn alomtegenwoordig. Aan zowat alle tenten hangen vlaggen, de mensen die op een deken liggen hebben hun terrein afgebakend met kleine vlaggetjes, en sommigen hebben zelf een kartonnen Obama mee om samen met de president deze mooie dag te kunnen vieren. De helft van de kampeerders loopt rond met rood-blauwe linten in het haar, t-shirts en juwelen vol sterren of helemaal beschilderd in de nationale kleuren. Hoe dichter we bij de concertzone komen, hoe extremer de sterretjesgekte toeslaat. Hier lijkt iedereen te zwaaien met een vlag! Om niet al te veel op te vallen in de massa, laten we ons ook een paar vlaggen en een kroon of drie aansmeren. Ik ben supertrots op mijn accessoires, maar volgens Thomas zie ik er nog altijd niet uit als een échte Amerikaanse: ik zie er uit als een toerist die deze zotte boel voor het eerst meemaakt, en niet weet wat haar overkomt. Vanavond mogen de Boston Pops en Neil Diamond het beste van zichzelf geven in de Hatch Shell, het mooie houten podium bij de Esplanade. Terwijl er in Werchter bijna gevochten wordt voor een plaats op de eerste rijen, gaat het er hier een stuk geciviliseerder aan toe. Het grasplein voor het podium staat vol tenten, parasols en plooistoelen, en in afwachting van het concert wordt er uitgebreid gepicknickt. Dit is een luxefestival! Toch is er één iets dat ons onmiddellijk opvalt, en dat in België ondenkbaar zou zijn: dit gigantische volksfeest is volledig alcoholvrij. Er is een streng verbod op alcohol binnen de feestzone, er is ontzettend veel politie op de been die er op toe ziet dat dit verbod wordt nageleefd. Dit kan de pret echter niet drukken, integendeel: op de weide heerst een ontspannen campingsfeer, en een gevoel van verbondenheid dat ik al lang niet meer gezien heb. Thomas en ik gaan op zoek naar een bankje om te kunnen mensenkijken, en we kijken onze ogen uit. Het contrast met de mooie Zweden van eerder deze week is toch wel opmerkelijk: we zien veel minder blonde mensen, veel minder goed geklede mensen, en de gemiddelde kledingmaat ligt toch ook wel een stuk hoger. Bovendien wordt de breedte van heel wat voorbijgangers nog eens extra in de verf gezet door hun onflatteuze t-shirts en broeken vol rood-witte horizontale strepen. Het is ons nog maar eens duidelijk: de gemiddelde Amerikaan kent geen schaamte. We zien een man in een minishort met daaronder kniehoge laarzen met de Amerikaanse vlag op, vrouwen van 50 die het niet kunnen laten om op deze dag hun rood-wit-blauwe bikini te showen, of jongedames die zich volledig verkleed hebben als Lady Liberty. Het is geregeld een behoorlijke uitdaging om ons lachen in te houden tot de mensen ver genoeg gepasseerd zijn, zodat ze niet doorhebben dat zij de oorzaak zijn van ons geproest. Ondertussen ligt de Esplanade afgeladen vol, en ook op de brug is het vier uur voor het begin van het vuurwerk al niet meer evident om een plaats te veroveren op de eerste rij. Midden op de Charles ligt een ponton waarop het vuurwerk klaarstaat, maar ik heb mijn twijfels bij de haalbaarheid van het hele project. Het is een ontzettend winderige dag, en in dit weer lijkt het mij niet verantwoord om met vuur te spelen. Een Amerikaan lacht mijn twijfels weg: “This is Boston dear, not Ghent or some other silly city! We are used to this, we can handle it!”. Oké dan… Thomas en ik gaan ’s avonds op zoek naar een rustig plekje aan de andere kant van de Charles om te kunnen genieten van het spektakel, en we installeren ons op een lapje gras vlak bij Killian Court. Aan beide kanten van de rivier zijn luidsprekers geïnstalleerd zodat iedereen het concert kan volgen, en dat is geen overbodige luxe: er zijn 500.000 toeschouwers komen opdagen. Het avondprogramma begint met het volkslied, “the star-spangled banner”. Ik kan een kleine gniffel niet onderdrukken wanneer iedereen rondom ons rechtspringt om, hand op de borst, luidkeels mee te zingen. De soldaten en ordediensten salueren, en overal wapperen mensen trots met hun vlaggetjes. Wanneer het einde van het volkslied nadert (“O’er the land of the free, and the home of the brave”) springen de tranen in mijn ogen. Gelukkig komen daarna een paar stoere vliegmachines overgevlogen, die veel lawaai maken en mij terugbrengen naar de realiteit. Je kunt veel zeggen van de Amerikanen, maar ze kunnen wel goed show verkopen, en dat patriottisme-stimulerend gedrag is misschien erg doorzichtig, maar het wérkt. Daarna is het tijd voor een nationalistische speech. Het enige wat ik ervan onthouden heb, is de mooie zin: “Tonight, we’re gonna celebrate like true Americans: we’re gonna make a lot of noise, and blow things up!”. En dat is exact wat er gebeurt. Het symfonisch orkest speelt een deuntje van Tsjaikovski, en tijdens de finale van de ouverture lossen de kanonnen enkele schoten, en wordt er rood-wit-blauw vuurwerk afgeschoten op het ritme van de muziek. Het was best mooi, maar eigenlijk hadden we er stiekem meer van verwacht. Ik bedoel maar, als Amerikanen op hun eigen nationale feestdag speciaal vuurwerk importeren uit China, dan zijn de verwachtingen nu eenmaal hooggespannen, en dat was deze vertoning vrij kort en onindrukwekkend. De Amerikanen rond ons lijken zich allemaal super te amuseren. Neil Diamond slaagt erin om iedereen van zijn stoel te krijgen wanneer hij “Sweet Caroline” brengt. Om één of andere bizarre reden is dat liedje uitgegroeid tot de hymne van de Red Sox, en schalt het nummer over “Good Times” bij elke match door de speakers van het stadion. In de thuisstad van de Red Sox is dit liedje dan ook een instant sfeermaker die wordt meegebruld door iedereen (met uitzondering misschien van een Yankee-supporter of vijf) . Na het optreden van Neil Diamond, is het tijd voor nog een portie patriottisme. Iedereen zingt mee met nationalistische liederen (genre: “America the beautiful”, “God Bless America” en “Stars and Stripes Forever”), terwijl Thomas en ik ongemakkelijk in het rond staan te kijken en proberen te verbergen dat we de teksten niet kennen. Daarna is het eindelijk tijd voor de apotheose van de avond: vuurwerk. We hadden daarnet overschot van gelijk toen we niet onder de indruk waren, want wat we nu te zien krijgen is stukken beter dan het korte vuurwerk van daarnet. We worden meer dan een half uur getrakteerd op een indrukwekkende show, en ik heb nog nooit eerder zo’n mooie vormen en constructies van vuurwerk gezien. Terwijl het boven onze hoofden knalt en spettert, ben ik voor de zoveelste keer dit jaar volmaakt gelukkig. Eergisteren slenterden Thomas en ik nog arm in arm door Gamla Stan, en vanavond staan we samen aan de andere kant van de wereld om Independence Day te vieren in “The Cradle of Liberty”, Boston. |
|||