Zaterdag is al de eerste dag van de conferentie, maar omdat we niet ingeschreven zijn voor de satellite workshops overdag, begint het echte werk voor ons pas rond een uur of 5. Dat geeft ons nog een extra dagje om van de omgeving te genieten. Het conferentiehotel is een gigantisch resort waar vanalles te beleven valt, maar aangezien het miezerig weer is buiten hebben we niet echt zin om te gaan golfen of om in het zwembad te gaan liggen. We trekken in plaats daarvan naar het autoverhuurbedrijf in het hotel, en beslissen met de hulp van de vriendelijke conciërge van het hotel om vandaag de Hill Country te gaan verkennen. Thomas en ik hebben al jaren ons rijbewijs, maar het is van allebei alweer meer dan 10 maanden geleden dat we nog met de auto gereden hebben. Thomas is de stoerste en galantste van ons tweeën, en neemt de taak op zich om mij overal naartoe te voeren. De auto wordt voorgereden, en dan is het aan ons. Het is de eerste keer dat Thomas in een auto met automatische versnellingsbak zit, en het is eventjes schrikken bij het starten dat de auto al vertrekt nog voor je het gaspedaal induwt. We maken een onverwachte, bruuske sprong voorwaarts, en de verhuurder bekijkt ons alsof hij er niet helemaal gerust in is. Gelukkig heeft mijn man stalen zenuwen, en hij rijdt vrolijk weg in onze nieuwe Toyota Corola. Het domein van het hotel is zo groot dat het vier minuten duurt voor we de eerste tegenligger zien. Op de ring rond San Antonio is het een stuk drukker, maar van zodra we die achter ons kunnen laten bevinden we ons officieel in the middle of nowhere. We rijden over een comfortabele brede weg, en in de verste verte kunnen we niemand anders bespeuren. Het enige dat we zien zijn de mooie groene heuvels waar de Texas Hill Country terecht zo trots op is. Ondertussen voelt Thomas zich al helemaal op zijn gemak achter het stuur, en het plaatselijke radiostation zorgt voor de ideale soundtrack tijdens onze rit. Heel af en toe passeren we een zandweggetje met een verlaten brievenbus naast: de opritten zijn hier zo lang dat je vanop de straat het huis niet ziet liggen. Onze eerste stop van de dag is Bandera, “Cowboy capital of the World”. Hier heb je de ene Dude Ranch naast de andere, waar je op vakantie kan om het leven van een echte cowboy te ervaren: je kunt er paardrijden, een tocht in een hooikar meemaken, je lasso-skills oefenen, en ’s avonds na de barbecue marshmallows roosteren in het kampvuur bij het zingen van melancholische liedjes. In het centrum van Bandera, dat overigens maar een scheet groot is, heb je nog ouderwetse saloons met klapdeurtjes. Naar verluidt zijn er effectief locals die nog altijd hun paard parkeren aan de porch van de saloon als ze pinten komen pakken. Jammer genoeg was dat niet het geval tijdens ons korte verblijf, maar het zou ons in ieder geval niet verbazen. Het loopt er vol cowboys, en het is alsof de tijd er is blijven stilstaan. We zetten onze road trip verder richting Kerrville. Ondertussen is het al iets na de middag, dus ik begin honger te krijgen. In Texas komen we veel bekende Amerikaanse fast food ketens tegen die we in Boston jammer genoeg niet kennen. Gisterenmorgen hebben we bijvoorbeeld ontbeten bij de “IHOP”, wereldberoemd om zijn pannenkoeken, en wanneer we vlak buiten Kerrville een “Denny’s” passeren, geef ik mijn chauffeur instructies om af te draaien en te parkeren. De naam “Denny’s” klinkt mij heel bekend in de oren, maar ik heb er geen idee van wat ik mag verwachten. Als we binnenwandelen, lijkt het alsof we aan de rand van de beschaving zijn beland. Thomas en ik passen met zijn tweetjes ongeveer drie keer in de gemiddelde klant, en vier keer in de dame die ons een tafeltje toewijst. De rest van het personeel ziet eruit alsof ze recht uit hun trailer gestapt zijn, en onderweg al een aantal tanden zijn kwijtgespeeld. Ook hier zijn we een rariteit. De dame die ons bedient, is uitermate in ons geïnteresseerd, want ze krijgen hier duidelijk niet iedere dag toeristen over de vloer. Wanneer ze hoort dat Thomas een wetenschapper uit België is, blijft ze maar doorvragen naar de specificaties van zijn onderzoek. Thomas stelt zich duidelijk vragen bij de intellectuele capaciteiten van de vrouw, want hij geeft de feiten zo versimpeld weer (“ik probeer Tuberculose te genezen”) dat ik het moeilijk heb om serieus te blijven. Onze serveerster is zo enthousiast over zijn antwoord dat ze over haar woorden begint te struikelen. In plaats van een gezond gemiddelde van een of twee “y’all”s per zin, zoals hier gebruikelijk is, gooit ze het plaatselijke stopwoordje overal tussen. Als we zeggen dat we voor het eerst in Texas zijn, geeft ze ons er nog een welgemeende “Yeehaw! Welcome to Texas!” bovenop. De Southern hospitality is geweldig. Ondanks de marginale sfeer, vind ik de lunch meer dan geslaagd. Voor 8 dollar hebben we met zijn tweeën erg lekker gegeten. Het was lekker, veel en goedkoop, maar als ik naar de vaste klanten rondom mij kijk, wordt mij duidelijk dat het niet echt gezond kan zijn. Na onze lunch stappen we opnieuw de auto in richting Fredericksburg. Hier wordt al gauw duidelijk dat de Texanen erg trots zijn op hun Duitse voorvaderen. Naast de Amerikaanse en de Texaanse vlag, zie je hier ook heel wat Duitse vlaggen. De cafés heten hier “Biergartens” en in de hoofdstraat (die hier overigens Hauptstrasse heet), is er een brouwerij waar je bekertjes bier kunt kopen om op straat uit te drinken. In Boston is dat ondenkbaar: zelfs op de nationale feestdag mag daar geen bier gedronken worden op straat. Rond Fredericksburg is er iets meer verkeer, en in onze Toyota Corola voelen we ons smurfkes. Hier in Texas heeft zo goed als iedereen een grote pick up truck, of toch minstens een SUV. Op ons laatste lange stuk rijden, genieten van de typisch Amerikaanse zichten: we rijden onder meer langs autokerkhoven, gigantische ranches en RV Resorts (want dat klinkt beter dan “Trailer Park”). Af en toe rijden we eens door een dorpje, maar de meeste van die dingen zijn duidelijker aangegeven op de kaart dan in het echt. Vaak is een dorpskern niets meer dan een kruispunt met op elke hoek van de straat een winkel: een General Store waar je ook je haar kunt laten knippen, een Saloon waar je ook BBQ kunt krijgen, een tankstation, en een souvenirwinkeltje waar je onder andere t-shirts met de naam van het dorpje kunt kopen. Zo rijden we onder meer door Twin Sisters (met 78 inwoners) en door Pipe Creek (66 inwoners) zonder het te merken. Toen we de beperkte wegenkaart voor de eerste keer zagen, waren we bang dat het niet voldoende zou zijn om te kunnen navigeren, maar blijkbaar is er effectief maar 1 mogelijke weg tussen Kerrville en Fredericksburg, of tussen Johnson City en Blanco. Texas is gigantisch groot, maar buiten de grote steden valt er niet zo veel te beleven. Voor we de auto inleveren, moeten we nog gaan tanken. Mijn chauffeur had mij vanmorgen tot chef copiloot en chef tanken gebombardeerd. Omdat we er geen idee van hebben, wat onze Toyota het liefst drinkt, spieken we eens in de handleiding van de wagen in het handschoenkastje. Thomas slaagt er toch nog in om de auto langs de verkeerde kant van de pomp te parkeren, en om de koffer open te doen in plaats van de tank. Daarna sla ik nog aan het klungelen om het deksel open te krijgen, maar desondanks lukt het ons uiteindelijk toch om de auto zonder ongelukken en met een volle tank weer voor het hotel af te leveren. Ik ben gigantisch trots op de rijkunsten van mijn chauffeur, en we zijn net op tijd terug om op onze succesvolle road trip te gaan klinken op de openingsreceptie van de conferentie. |
|||
klinkt superleuk, zo
klinkt superleuk, zo roadtrippen door de us :-)
zouden wij ook zo graag eens willen doen :-)