Vandaag keren we terug naar de plaats waar onze rondreis een week of twee geleden begonnen is: Las Vegas. Dat wil jammer genoeg ook zeggen dat het einde van onze reis nadert. Gelukkig hebben we nog twee nachten voorzien in Las Vegas, twee nachten om uit te rusten van een drukke maar geweldige road trip. Onderweg naar Las Vegas hebben we nog een laatste stop voorzien: op de grens tussen Arizona en Nevada ligt de Hoover Dam. Deze dam is nog iets groter dan de Glen Canyon dam in Page, dus vinden we dat we hem zeker moeten gezien hebben. Vroeger was de kortste route naar Las Vegas over de dam, maar om veiligheidsredenen is dat niet langer mogelijk. Er werd een nieuwe brug gebouwd, en sinds een maand of 6 moet alle verkeer over de gigantische Mike O’Callaghan-Pat Tillman Memorial Bridge. Ik zit klaar met mijn fototoestel in de aanslag, maar jammer genoeg kan je van op de brug niets zien van de dam, of van de brug. Er zit niets anders op dan af te draaien naar het bezoekerscentrum om de brug van daaruit te bekijken. Om onze wagen kwijt te kunnen aan de parking van het visitor center moeten we 7 dollar ophoesten. Dit maakt ons een beetje boos. Op de hele reis hebben we nergens voor onze parking moeten betalen, zelfs niet bij de indianen. Als je het visitor center in wil, moet je nog eens 8 dollar per persoon neertellen, en als je effectief in de dam wil moet je nog eens je portemonnee bovenhalen. Wij houden het dan maar bij een korte wandeling op de dam, en nemen ons voor om slechte reclame te maken over de belachelijke tarieven van de Hoover Dam. Bij deze. Niet lang nadat we de Hoover Dam achter ons laten, zien we Las Vegas opdoemen. Het is best vreemd om midden in de woestijn plots een heuse stad te zien met wolkenkrabbers. Las Vegas blijkt de grootste cultuurshock die ik ooit al heb ervaren. Nadat we twee weken van dorpje tot dorpje reden, en ronddwaalden door de mooiste natuurlandschappen, is het even een harde confrontatie met die andere kant van de VS en een van de grootste miskleunen die dit land geproduceerd heeft. Ook Thomas vindt het maar niets. Voor hem komt er nog een extra reden bij: na twee weken rijden op rechte, verlaten wegen, komen we nu plots terecht op drukke achtvaksbanen. Hier heb je niet alleen bochten en tegenliggers, maar ook verkeerslichten (hoe werken die dingen ook al weer?) en kruispunten. Gelukkig blijkt het relatief eenvoudig om ons hotel te vinden. Deze keer logeren we in Bally’s, het goedkopere zusterhotel van Paris, midden op de Las Vegas Strip. We ontdekken al gauw dat de gigantische hotelcomplexen op de Strip echte doolhoven zijn, en dat je nergens komt zonder door het casino te wandelen. Ook hier weer is het casino enorm groot, maar het is er ook opvallend druk. Zouden er dan toch mensen zijn die effectief denken rijk te worden in een casino? Wij krijgen een kamer die in Parijs onbetaalbaar zou zijn: we slapen met zicht op de Eiffeltoren. In hotel Paris hebben ze namelijk een replica van de Eiffeltoren gebouwd op halve grootte. Je kunt hier in de schaduw van de toren aan het zwembad liggen, omringd door palmbomen. Zonnebaders die rechtstaan, hebben onder andere zicht op de piramides van Luxor en op het Vrijheidsbeeld van New York. Een mens zou van minder in de war zijn. Omdat het waarschuwingslampje in de auto weer laat weten dat er een probleem is met de bandenspanning, gaan we naar de luchthaven om onze auto om te ruilen. Bij het buitenrijden van de garage komen we op het eerste rond punt dat we deze reis gezien hebben: we moeten rond de Arc de Triomphe. Gelukkig is het hier een stuk rustiger dan op de Franse place d’etoile. Even later rijden we met onze nieuwe Ford Escape voor de tweede keer vandaag Las Vegas binnen. We passeren voorbij het beroemde “Welcome to fabulous Las Vegas” bord, maar ironisch genoeg kan je hier enkel parkeren om een foto te nemen bij het buitenrijden van de stad. Nu ik weet waar de parking van ons hotel is, heb ik een beetje tijd om rond te kijken naar de andere hotels op de strip, en ze zijn allemaal om het zotst. Dat wordt dan ook onze voornaamste activiteit in Vegas: hotels kijken. We beginnen met het hotel recht tegenover Bally’s: de Bellagio. Voor dit hotel ligt een enorm meer, en ongeveer ieder half uur is er een fonteinenshow. De fonteinen dansen op liedjes van Elvis Presley, op Broadwayklassiekers, en op bombastische nummers van Andrea Botticelli. De show is spectaculair, en elke keer helemaal anders. Ook de lobby van de Bellagio is de moeite, met onder meer mooie glaskunstwerken op het plafond. Toch is het hotel ernaast, de Caesar’s Palace op dat vlak veel indrukwekkender. Daar vind je onder andere een nagebouwd collosseum, en verschillende fonteinen vol Romeinse goden. Het winkelcentrum bereik je via een dubbele helix roltrap, de moderne variant van een ontwerp dat naar het schijnt van Da Vinci komt. De winkels zelf zien eruit als oude Romeinse tempels, en er is zelfs een valse wolkenhemel. Het geheel is enorm kitscherig maar tegelijk vind ik het best leuk. De rest van de avond wandelen we onder andere over de Brooklyn Bridge bij New York New York, door een middeleeuws kasteel in Excalibur, en door de piramide van de Luxor. De themahotels zelf zijn echt wel leuk, en een bezoekje waard. Het enige nadeel is dat de afstanden tussen de verschillende hotels niet te onderschatten zijn, en dat je daartussen de hitte en de drukte van de straat moet trotseren waar men je voortdurend foldertjes van blote vrouwen probeert toe te stoppen. Doe mij dan toch maar een rotsklautertocht in een van de nationale parken. Het duurt niet lang voor ik het idee krijg dat ik dit stuk van de Strip wel gezien heb. We wandelen terug richting ons hotelletje, en kijken nog een laatste keer naar een fonteinenshow aan het Bellagio voor we ermee ophouden voor vandaag. |
|||