De held van het waskot

Een van de leukste dingen aan cruisen is de geweldige service. Onze persoonlijke Cabin Stewardess komt twee keer per dag langs om ons nieuwe koekjes en snoepjes te brengen, om ons bed op te maken, onze badkamer te poetsen, en om alle verfrommelde kleren naast mijn bed op te rapen en netjes op te plooien. Vier keer per dag kunnen we terecht in het hoofdrestaurant voor een volwaardige maaltijd, en als we tussendoor nog honger hebben, kunnen we naar het buffetrestaurant, naar het specialiteitenrestaurant, of naar de snackbar. 98 dagen lan moeten wij zelf he-le-maal niets doen.

Behalve de was. Je kunt weliswaar gebruik maken van de betalende wasdienst van P&O, maar de tarieven zijn belachelijk hoog, en eigenlijk heb ik liever dat er niemand anders aan mijn vuile kleren komt. We zijn ondertussen meer dan twee weken weg, en zijn op het punt beland dat we onze eerste wasbeurt echt niet langer kunnen uitstellen.

Zalig nietsdoenZalig nietsdoenIk heb beloofd aan Thomas dat ik deze rotjob op mij zal nemen, en dat hij volledig vrijgesteld is van dienst. Met een volle lading was, trek ik naar de wasserette, en ik ben toch ietwat geintimideerd. In Gent en Boston is het waskot meestal zo goed als leeg, en de zeldzame medewassers die er wel zijn, laten duidelijk merken dat ze ook liever ergens anders zouden zijn. Hier is de wasruimte duidelijk een stuk populairder: alle machines zijn in gebruik, en er wordt volop gewassen, gedroogd, gestreken, geplooid en geroddeld.

Gelukkig komt er net een machine vrij. Ik kijk vriendelijk rond of iemand anders toevallig ook nog op een machine wacht, en begin voorzichtig mijn kleren uit te laden. Dan nog wasmiddel erbij, braaf aan de knoppekes draaien, en hopsakee. Klaar.

Toch niet. Bij alle andere machines brandt het “Machine in use” lampeke, maar de mijne zegt “Unbalance”. Ik pruts nog een beetje met de knopjes, rokel een paar keer in mijn kleren om zeker te zijn dat ze goed gespreid liggen, en doe nog een poging. Weer niets. Het is de eerste keer dat ik deze machines gebruik, dus waarschijnlijk zit er ergens nog een magische knop waar ik geen weet van heb. Ik slik mijn trots dan maar in, en ga hulp vragen bij een van mijn medegebruikers.

En nog meer nietsdoenEn nog meer nietsdoenHet duurt niet lang voor er een hele kring wassers rond mijn machine staat. Allemaal overstelpen ze met goedbedoeld advies dat niets uithaalt, en daarna gaan ze bijna allemaal terug naar hun kamer met hun opgeplooide was. Het spitsuur is duidelijk bijna gedaan. Ondertussen sta ik bijna helemaal alleen in de wasserij te staren naar een stom machien dat maar niet wil werken. Mijn vuile kleren hangen vol detergent, dus kan ik ze niet gewoon terug naar de kamer brengen, en het duurt nog een half uur voor de volgende machine beschikbaar is. Grrrrrr. Ik heb zin om tegen de machine te roepen, of om ze een pedagogisch onverantwoorde tik te geven.

In plaats daarvan stomp ik de trappen af naar het achtste verdiep, en beuk ik bijna onze kamerdeur in. “Thomas! Meekomen!”. Hij weet amper wat er gebeurt, maar volgt mij gedwee naar het wassalon. “Hier, los het maar op, man. De machine vindt mij niet tof”.

Thomas kijkt eens goed naar de machine, en nog voor hij goed en wel op een knopje geduwd heeft, schiet de was in gang. Hhmph. Niet eerlijk. Ik ben zo mogelijk nog gefrustreerder dan daarnet, want ik voel me behoorlijk idioot dat Thomas in twee seconden wel slaagt in wat mij na een kwartier vloeken nog altijd niet gelukt was.

Maar dan licht mijn gezicht plots helemaal op. De machines hebben duidelijk hun voorkeur laten blijken: vanaf nu is Thomas Chef Was!

de sukkelaar

arme jongen (... ♪ de redding is nabij ♪ ...) Sorry, dat laatste was even Gorki die in mijn hoofd kwam spoken.