Strontdag

Dinsdagmorgen brengen we Akke en Fem naar Kendall Square, waar we weer voor enkele maanden afscheid moeten nemen van elkaar. Onze bezoekers trekken nog een paar dagen naar New York, en Thomas heeft vandaag eindelijk nog eens een normale werkdag voor de boeg.

Ik heb een minder leuke dagtaak: mijn voornaamste prioriteit is namelijk ons toilet dat nog altijd verstopt zit. We moeten ons ondertussen al drie dagen behelpen met het kleine toilet in de kelder, en ik heb er schoon genoeg van. Van zodra ik de grote matras naar ons berghok heb versleept en alle andere sporen van onze bezoekers heb gewist, kan ik eindelijk de klusjesdienst van MIT contacteren.

Het zou niet de eerste keer zijn dat ik voor een schijnbaar onoverkomelijk probleem hulp inschakel, om even later met het schaamrood op de wangen te moeten ontdekken dat er helemaal niets meer aan de hand is. Voor ik een hulplijn inschakel, wil ik dus nog eens controleren of ons toilet er nog altijd even erg aan toe is. We hebben immers al een volledige bus ontstopper in onze pot gekapt...

Door gewoon naar het toilet te kijken word ik niets wijzer, dus ik probeer toch nog maar eens door te spoelen. Ik heb onmiddellijk spijt van mijn beslissing: de verstopping is er duidelijk niet op verbeterd. Ik spurt naar de keuken om twee recipiënten om de twee fonteinen aan weerskanten van de pot op te vangen, maar het kwaad is al geschied. Onze badkamer staat volledig blank, en deze keer stroomt het water zelfs tot in onze gang.

Zo erg was het. Of toch bijna.Zo erg was het. Of toch bijna.In onze gang ligt onze stapel vuile was, en in een snelle actie om onze berg vuile sokken te beschermen, gooi ik al onze propere, frisgewassen handdoeken in het strontwater. Onze kleren zijn veilig, maar toch kan ik wel janken. Onze volledige badkamer, en een deel van onze gang zijn helemaal nat en vuil, onze vloer ligt vol handdoeken die zo smerig zijn dat ik ze niet durf vastpakken, én ons toilet is nog altijd even kapot.

Voor één keer ben ik de Amerikanen dankbaar voor hun spilzucht: we hebben gigantisch veel plastic zakjes liggen, en daarmee raap ik de vuile handdoeken een voor een op. Het is een hele uitdaging om de handdoeken zo min mogelijk aan te raken, en om het boeltje zonder te druppen door onze living helemaal tot in het waskot in de kelder te krijgen. Voor de zekerheid was ik onze handdoeken allemaal twee keer, op de hoogste stand, en met gigantisch veel zeep. Zelfs daarna mag ik er bij het opplooien nog altijd niet aan denken dat die handdoeken daarnet nog vol strontwater hingen.

Na het horen van al dat stromend water, moet ik ondertussen heel dringend naar het toilet. Aangezien onze eigen wc duidelijk nog altijd geen optie is, trek ik nog maar eens naar de kelder. Daar kom ik tot de pijnlijke vaststelling dat het toilet gesloten is, hoewel er niemand op zit.

Halflopend trek ik naar boven, op zoek naar het dichtstbijzijnde openbaar toilet. Vol goede moed trek ik naar de dorm naast die van ons, maar met mijn pasje geraak ik daar niet binnen. Uiteindelijk duurt het meer dan een kwartier voor ik een gebouw vind waar ik binnenkan én waar toiletten zijn.
Mijn humeur bereikt een historisch dieptepunt.

Nadat ik uit mijn lijden verlost ben, wandel ik op mijn gemak naar huis. Ik lig nog geen vijf minuten in de zetel wanneer ik bezoek krijg van de loodgieter. In één twee drie slaagt hij er in om ons verstoppingsprobleem op te lossen. Ik ben de man zo dankbaar dat ik hem om zijn nek zou kunnen vliegen (ware het niet dat hij net met zijn handen in onze WC had gezeten natuurlijk).

En dan kan ik nu eindelijk het bruine bezinksel in onze pot beginnen weg te schrobben...

illegalen

amai, miserie, miserie! En dat allemaal door die illegalen in huis! ;-)